De technologie
Optische vezel sensor technologie
Multipoint versus distributed sensing
Een van de grote troeven van optische vezel als vervormings- en temperatuursensor is dat er meerdere sensoren op eenzelfde kabel kunnen worden aangebracht.
In het geval van multipoint sensing is dit aantal beperkt tot 20 à 30 meetpunten op door de gebruiker vastgelegde locaties. De meest gebruikte multipoint sensing techniek is de FBG-technologie. Hierbij worden de sensoren fabrieksmatig in de glasvezel aangebracht (zogenaamde ‘gratings’). De lengte van een grating is typisch ongeveer 10 mm lang. Elke grating reflecteert licht op een welbepaalde golflengte, die bovendien lineair varieert met de heersende rek en/of temperatuur.
Bij distributed sensing doet de hele optische vezel dienst als sensor (Figuur 2). Op deze manier kunnen bijv. hele grote afstanden afgedekt worden met een relatief lage sensorkost. Maar ook voor toepassingen op meer beperkte schaal hebben deze systemen hun nut, omwille van het erg gedetailleerde vervormings- en temperatuurbeeld dat wordt verkregen.
De belangrijkste eigenschappen van de meest toegepaste optische vezel sensortechnologieën zijn samengevat in onderstaande tabel (zie onder de tabel voor enkele belangrijke kanttekeningen).
Bij bovenstaande tabel dienen enkele belangrijke kanttekeningen te worden geplaatst:
- De optische vezel sensortechnologie evolueert voortdurend waardoor de gegevens en cijferwaarden louter richtinggevend zijn.
- Bepaalde distributed sensing technieken vereisen beide kabeluiteinden (‘double-ended’) om de beste nauwkeurigheid te kunnen leveren. Bij sommige technieken is de beschikbaarheid van beide kabeluiteinden bovendien een absolute vereiste om een meting te kunnen uitvoeren. Dit houdt dus ook in dat een kabelbreuk de haalbare nauwkeurigheid aanzienlijk doet dalen of een sensorkabel zelfs volledig onbruikbaar kan maken. Bij bijv. Brillouin scattering verlaagt de meetnauwkeurigheid met een orde van grootte wanneer met eenzelfde uitleestechnologie single-ended wordt gemeten (BOTDR) in plaats van double-ended (BOTDA). Afhankelijk van de toepassing hoeft dit echter niet meteen een probleem te zijn.
- Bij de meeste technieken is de meetnauwkeurigheid bovendien afhankelijk van een reeks parameters, zoals o.a. de totale kabellengte, de spatiale resolutie en de tijd per meting.
- De term spatiale resolutie (afgekort als ‘Spat. res.’ onder ‘Type meting’ in de tabel) wordt hieronder verder toegelicht.
- Alle optische vezel sensortechnologieën, behalve de Raman-technologie, zijn onderhevig aan zowel rek- als temperatuurveranderingen. Dit heeft belangrijke implicaties voor het sensor- en kabelontwerp en voor de interpretatie van de metingen (temperatuurcompensatie).
Sensorkabel
Een optische vezel is een minuscule glasdraad (diameter 8 à 62.5 µm), waarrond zich een bekleding (‘cladding’) met een diameter van 125 µm bevindt. Over het algemeen zijn dit dezelfde vezels als deze gebruikt voor telecommunicatietoepassingen. Voor sensortoepassingen wordt deze fragiele vezel verder verstevigd met allerhande coatings (vaak kunststof, al dan niet glasvezel en/of met staal verstevigd), zodat een meer robuuste kabel wordt verkregen.
Sensorkabels zijn commercieel verkrijgbaar en hebben typisch een diameter tussen 1 en 10 mm. Afhankelijk van de toepassing is het ene kabeltype geschikter dan het andere. Voor toepassingen waar de ruimte beperkt is, kan bijvoorbeeld een (nog steeds erg fragiele) GFRP (‘Glass Fibre Reinforced Plastic’) gecoate kabel aangewend worden (zie bijv. Figuur 3).
Voor kabels die bijv. rechtstreeks mee in beton worden gestort, bestaan er dan weer meer robuuste kabels, eventueel met onregelmatig oppervlak om de samenwerking met het beton te bevorderen (bijv. Figuur 4).